Verrijking

Verrijking in relatie tot versnelling

Verrijking en versnelling: een gouden combinatie voor 145+ kinderen (mits goed uitgevoerd)

Onderpresteren onder hoogbegaafden en uitzonderlijk begaafden (145+ IQ) is een veelvoorkomend probleem. Als een van de oorzaken wordt genoemd het gebrek aan uitdaging op school. Graag licht ik toe wat de kracht en kansen zijn van de combinatie van verrijken en versnellen voor hoogbegaafde en uitzonderlijk begaafde kinderen.

Hoogbegaafde leerlingen hebben dagelijkse uitdagingen nodig in hun specifieke talentgebieden.  Zo is uit onderzoek gebleken dat school- en testresultaten aanzienlijk hoger uitvielen als (hoog)begaafde studenten een uitdagend curriculum in verschillende vakgebieden kregen aangeboden. Het doel van een verrijkingsprogramma is om studenten een leerprogramma te bieden dat meer diepgang of verbreding biedt dan het reguliere lesprogramma. De verschillende vormen van verrijking kunnen als horizontaal worden beschouwd, omdat ze meestal nauw verbonden zijn met een bepaald klasniveau. Versnelling daarentegen is verticaal, omdat het betekent dat de leerling een bepaald vak op een hoger niveau krijgt aangeboden of naar een hogere klas gaat dan gebruikelijk.

Veel researchers hebben geconcludeerd dat de meest effectieve interventies voor (uitzonderlijk) begaafde kinderen een combinatie vormen van verrijken en versnellen, aangevuld met voorzieningen als zelfstandige studie en mentorschappen. Zo was Hollingworth er van overtuigd dat verrijking onvoldoende antwoord bood voor de academische en sociale ontwikkeling van uitzonderlijk begaafden en ging VanTassel-Baska zelfs zo ver dat het begrip verrijking geen betekenis heeft voor hoogbegaafden als het niet onlosmakelijk verbonden is met goede versnellingspraktijken.

Ook Stanley was heel stellig op dit punt en stelde dat verrijkingsprogramma’s potentieel gevaarlijk zijn als ze niet vergezeld gaan, of worden gevolgd door, een versnelling van klas of onderwerp. Ter onderbouwing gebruikte hij zijn eigen taxonomie met vier hoofdtypen van verrijking:

  • bezigheidstherapie
  • irrelevante academische verrijking
  • culturele verrijking
  • relevante academische verrijking.

Verrijking vond hij pas relevant als een student gevorderd materiaal krijgt of op een hoger niveau wordt uitgedaagd op gebieden van zijn of haar aanleg en interesse.

Inmiddels zijn de inzichten op het punt van relevante verrijking een stuk verder en zijn er vele toepasbare boeken geschreven op het gebied van onder meer verrijken, differentiëren en assessment. Om te begrijpen welke verrijking relevant is, is het van belang dat voorafgaand aan de verrijking een assessment wordt gedaan naar onder meer de interesses van de leerling. Hiermee kan de betrokkenheid bij het leren worden vergroot. Bij interesses kan enerzijds gedacht worden aan de vrije tijd, maar ook aan voorkeuren en interesses in verschillende schoolonderwerpen en -vakken. Door kinderen op deze vlakken uit te dagen zorg je ervoor dat ze niet alleen met moeilijkere, maar juist ook met complexere opdrachten aan de slag gaan en daarmee hun hogere-orde-denken trainen.

Bij het inzetten van zowel verrijking als versnelling is de belangrijkste afweging voor leerkrachten en begeleiders hoeveel van iedere aanpak benodigd is voor welke student, de zogenaamde educatieve dosis; de dichtheid van gevorderde en verrijkende leermogelijkheden boven de norm. De optimale variant of combinatie hangt hierbij niet alleen af van de intellectuele, emotionele en fysieke variabelen van het individuele kind, maar ook van de eigen interesses en wensen van het kind Zo mag versnelling nooit ‘pushen’ betekenen, maar juist ‘stoppen met achteruittrekken’ en moeten verrijkingsactiviteiten passen bij de interesses van het kind en gebruik maken van zijn of haar sterke punten. Daarbij dient er een duidelijk leerdoel te zijn geformuleerd voor (en door) de leerling, op individuele, en indien van toepassing, groepsbasis. Dit leerdoel moet worden geformuleerd in vaardigheden, die expliciet worden besproken met en uitgelegd aan de deelnemer. Ook moeten er heldere criteria (rubrics) zijn om tijdens het proces en na afloop te kunnen evalueren, waarbij de evaluatie zowel door de leerkracht als door de leerling zelf – denk hierbij aan zelfevaluatie en -reflectie en evaluatie van het eigen werk- en denkproces – gedaan moet worden.Van de verschillende interventies die beschikbaar zijn, lijkt versnelling een van de meest bruikbare voor uitzonderlijk begaafde leerlingen.

Hoogbegaafde en uitzonderlijk begaafde kinderen kunnen dus gebaat zijn bij een combinatie van verschillende vormen van verrijken en versnellen, mits ze goed worden toegepast!